Zwakke pensioenopbouw meestal niet gecompenseerd door vermogen
Wie geen pensioenregeling heeft en dus geen aanvullend pensioen opbouwt, heeft meestal ook geen vermogen dat dit kan compenseren. Dat blijkt uit een onderzoek van De Nederlandsche Bank (DNB).
Werken zonder pensioenregeling komt vaak voor bij kleinere bedrijven, maar vooral ook onder zelfstandigen. Liefst 1,7 miljoen Nederlanders hebben zo’n regeling niet, zo blijkt uit hetzelfde onderzoek.
Zij krijgen later als ze pensioengerechtigd zijn wel allemaal een AOW-uitkering van de overheid (eerste pensioenpijler), maar weinig of geen aanvulling uit een pensioenfonds (tweede pijler).
Dit hoeft op zich geen probleem te zijn als er nog andere inkomsten zijn of als er bijvoorbeeld vermogen is om inkomen uit te halen. Maar van dat laatste is vaak geen sprake, zo ontdekte DNB. Wie geen pensioen opbouwt, heeft vaak ook minder vermogen.
Werknemer met pensioenopbouw is veel rijker
De werknemer die wel pensioen opbouwt, heeft ruim 42.000 euro meer aan nettovermogen dan de werknemer die dat niet doet (132.800 euro tegenover 90.450 euro). Met dat nettovermogen wordt dan niet alleen spaargeld bedoeld, maar ook het vermogen dat in een eigen huis of bedrijf zit.
Mensen zonder pensioenregeling kunnen dus een stuk minder terugvallen op vermogen. Volgens DNB ontstaat dit verschil doordat werknemers mét pensioenregeling vaak ook een hoger inkomen hebben.
In bovengenoemd voorbeeld hebben we het over de middelste van alle werknemers, als je die zou rangschikken naar nettovermogen. Hoe meer vermogen de werkende pensioenopbouwer heeft, hoe groter het verschil met de niet-opbouwer. Onder de 10% rijkste werknemers van Nederland loopt dit vermogensverschil zelfs op naar 9 ton.
Ook lijfrentes compenseren dit niet
Werknemers die geen pensioen opbouwen, bouwen dus ook minder ander vermogen op. Dit zou ook nog aanvullend pensioen in de derde pijler kunnen zijn: een lijfrente of levensverzekering. Oftewel alle pensioenvormen die niet via de overheid of werkgever lopen en die je zelf moet regelen.
Maar met deze vormen van pensioensparen wordt maar zeer beperkt vermogen opgebouwd, weet de centrale bank. Ongeveer 8 procent van de werknemers zet op deze manier geld opzij voor later. Onder zelfstandigen ligt dit percentage iets hoger: 11 procent.
Conclusie
De conclusie die we uit het rapport van DNB trekken is dat wie weinig of zelfs helemaal geen pensioen opbouwt via zijn werk, dat waarschijnlijk ook niet compenseert met andere vermogensopbouw, waaronder lijfrentesparen. DNB had verwacht dat mensen dit juist wél doen, om een goed pensioen veilig te stellen voor later. Maar daar is dus amper sprake van.
(Vrijelijfrente.nl, 1 november 2022: Bron: DNB)
Lees ook: Groot deel Nederlanders bouwt geen aanvullend pensioen op